Het sociale leven in de islam

Islam en het sociale leven (R: 3, 4, 6-11, 13)

Er is geen twijfel over het feit dat de sociale contacten in de islam een van de meest warme, openhartige, vriendelijke en geregelde contacten ooit bekend zijn.

De contacten met andere civilisaties en culturen – meestal via kolonisatie – heeft af en toe kleine ontwikkelingen gebracht in de sociale contacten binnen de islamitische maatschappijen.

Die veranderingen hebben echter alleen de hoofdsteden beïnvloed en niet het platteland met haar kleine dorpen en eenvoudige tot soms wat minder ontwikkelde bevolkingen. Het resultaat is dat er in een land meer dan één denkwijze bestaat over sociale contacten. Om te beginnen binnen de homogene groep in dat land zelf en ten tweede tussen de homogene groep enerzijds en de allochtonen of de buitenlanders anderzijds (b.v.: dingen of daden niet toestaan voor familieleden en verwanten, maar wel accepteren als het door een vreemdeling gebeurt omdat de vreemdeling wordt geacht de levenswijze en de gewoonten niet te kennen dan wordt hij/ zij snel vergeven, terwijl bij een andere lokale persoon wordt zo’n daad niet vergeven en dat is in het algemeen. Sterk hierbij is het verschil tussen de stadsbewoners en plattelandsbevolking in de interpretaties van veel eenvoudige feiten en natuurlijk ook van de islamitische voorschriften.

De islam (de Koräan dus) noemt de vreemdeling ibn AL-Sabil (zoon des weg) en beveelt om hem goed te behandelen.

Het betekent dat wij in een land een diversiteit aan bevolkingen vinden die totaal van elkaar kunnen verschillen in alle aspecten en gedragingen. Ze hebben dezelfde nationaliteit en geloof. De verschillen worden merkbaar wanneer het om de relatie met de niet-moslims gaat.

Een bewoner van bijvoorbeeld de Egyptische stad Caïro beschouwt ieder die de taal van zijn stad niet spreekt -zeer sterk- als buitenlander. In het algemeen beschouwt hij eenieder die de Egyptische nationaliteit niet bezit als buitenlander. Een gewone Egyptische burger beschouwt de Arabieren niet als buitenlanders ongeacht hun geloof, terwijl de plattelandsboer alleen mensen die niet-moslim zijn als buitenlander beschouwt, ongeacht hun nationaliteit. Met andere woorden, iedere moslim is welkom ongeacht zijn nationaliteit. De bewoners van de stad hebben altijd via contacten met het buitenland en de buitenlanders te maken. Ze hebben met alle veranderingen en vernieuwingen van de samenleving te maken. Met name de politiek, de wet, de staat, het visum, het paspoort, zijn de dingen die bepalen of iemand buitenlander is of niet. Hierbij moet opgemerkt worden dat het begrip buitenlander in met name Egypte, anders is dan we in Europa kennen.

Niet alleen de bevolking maar zelfs de regering beschouwt Arabieren, onderdanen van andere Arabische landen niet als buitenlanders. (In alle wetten en maatregelen staat: VOOR Egyptenaren en Arabieren, en voor buitenlanders. Dit heeft tot gevolg dat de behandeling van Arabieren van andere landen iets anders is dan de buitenlanders van niet Arabische landen.  Zelfs voor toegangsprijzen van musea etc. worden zij aparte benoemd).

De plattelandsboer leeft ver, soms heel ver, van de stad en heeft weinig tot niets van doen met dat waar de stadsbewoner mee te maken heeft. Daarom zijn voor hem andere wetten en voorschriften van toepassing, namelijk de Koräan -het islamitische, heilige boek. Dat zegt: “de gelovigen zijn broeders, maak dan het goede voor uw broeders” en dat is het uitgangspunt voor de plattelanders. Men vraagt zich af of bij die plattelandsboeren een vreemdeling altijd goed wordt behandeld zelfs wanneer hij niet-moslim is. Het antwoord is simpel want de oude Arabische en islamitische tradities vragen om de goede behandeling van de vreemdeling en het goed ontvangen van de gast. Een heel oud Arabische spreekwoord zegt: “de vreemdeling is blind, zelfs als hij ziende is”; dan “help je hem dus een handje”.

De Koräan beschrijft het verschil als volgt: “een niet-moslim vreemdeling wordt ontvangen als gast, de moslim vreemdeling wordt als lid van de familie ontvangen.” (Ik vind het toch wel een groot verschil).

Bovenstaand voorbeeld is – naar mijn mening – van toepassing op alle plattelandsbewoners van de islamitische landen. De tegenstellingen tussen de verschillende moslims van verschillende nationaliteiten zijn alleen te merken aan de stadsbewoners van die landen en niet aan de plattelandsbewoners.

Gezien wij hier in Nederland met islamitische werknemers, buitenlanders, vreemdelingen en of asylzoekers, waarvan de meerderheid plattelandsbewoners te maken hebben, zal ik hier de aspecten van het eenvoudige leven in de islam in zijn puriteit bespreken zoals die door hen wordt beleefd en niet de afwijkende meningen of uitgangspunten van de stadsbewoners. Ik wil hiermee een heel andere academische discussie over tegenstellingen voorkomen. Immers, daar zijn de buitenlandse moslims in Nederland niet mee gediend.

Discriminatie in de Islam

Islam als godsdienst kent geen discriminatie op grond van ras, kleur, nationaliteit of geloof. Islam meent dat alle mensen behoren tot één vader en één moeder, al zijn ze geen broeders, ze zijn tenminste gelijk. God zegt (Soera 4:68):

“O gij mensen, vreest Uw Heer, die u geschapen heeft uit een ziel en uit deze geschapen heeft haar paargenoot en uit beiden heeft verspreid vele mannen en vrouwen. En vreest God”.

Hij zegt ook (Soera 30:22):

“En tot zijn tekenen behoren de schepping van de hemelen en de aarde en de verscheidenheid van Uw talen en Uw kleuren. Daarin zijn waarlijk tekenen voor de wetenden.”

En ook (soera 49:17):

“O gij mensen, wij hebben U geschapen uit man en vrouw, en wij hebben U gemaakt tot volksgroepen en stammen opdat gij elkander zoudt leren kennen. De meest aangeziene onder U bij God is de meest vrezende Uwer.”

In deze geest zei Mohammed (R* 4):

“Een Arabier is niet hoger gesteld dan een Pers (uit Perzië of Iran), een blanke is niet hoger gesteld dan een neger, en een Gele (Chinees) is niet hoger gesteld dan een Rode tenzij hij God meer vreest, jullie behoren tot Adam en Adam is uit stof (geschapen)”.

Op grond daarvan kom ik tot het volgende punt, nl.:

De sociale contacten in de Islam (Zie ook: Islam en gezondheidszorg)

Dit punt wordt gesplitst in twee onderdelen:

  1. De sociale contacten binnen de islamitische groepen
  2. De sociale contacten met niet-moslims

1- De sociale contacten binnen de islamitische groepen

Aangezien dit een van de grootste delen is, niet alleen in de Koräan, maar ook in onze samenleving, zal ik alleen citeren wat God via de Koräan voorschrijft, zonder persoonlijk commentaar. Onduidelijkheden zal ik verhelderen met cursief geplaatste tekst.

Verder meen ik persoonlijk dat die opdrachten in de Koräan de beste en volledigste ooit voorgeschreven regels zijn door een godsdienst of een Heiligbook. Zij hebben het doel een sociaal en maatschappelijk aanvaarde gedragscode te vormen voor het opbouwen van een goede samenleving van de maatschappij.

Groeten

Wanneer iemand op straat, op het werk of thuis een kennis tegenkomt, dan is hij verplicht hem te groeten en de ander is verplicht terug te groeten: “En wanneer gij begroet wordt met een begroeting, groet dan met een nog schonere of beantwoordt haar” (Soera 4:86).

Op bezoek

Wanneer men een vriend bezoekt moet hij via de voordeur komen en niet via de achterdeur en hij moet eerst kloppen voordat hij binnen gaat:

“En niet bestaat vroomheid daarin, dat men tot de huizen komt van hun achterzijden, maar de vroomheid is wie vrezend is, maar komt tot Uw huizen door hun deuren en vreest God”.

Ook: “O, gij die gelooft, treedt geen huizen, behalve Uw eigen huizen binnen zonder te vragen om vriendelijke bejegening en de heilgroet te spreken over de bewoners, dat is beter voor U, opdat gij U moogt laten manen. Doch indien gij niemand binnen vindt, treedt ze dan niet binnen, voordat U verlof wordt gegeven. En indien tot U gezegd wordt, keert terug, keert dan terug. Dat houdt Ulieden reiner. En God is wetend omtrent wat gij bedrijft”. (Soera 24:27)

Niet naar andere vrouwen kijken (die niet tot de familieleden behoren)

“Zeg tot de gelovige mannen, dat zij hun blikken neerslaan en hun’ eerbaarheden wel bewaren. Dat houdt hen reiner. God is wel onderricht van wat zij verrichten.” (Soera 24:29)

De spot drijven en gissen

“O, gij die gelooft, laat niet sommige lieden met anderen de spot drijven, zij zijn mogelijk beter dan zijzelf. En ook niet vrouwen met andere vrouwen, ze zijn mogelijk beter dan zijzelf. En maakt niet aanmerking op elkander en geeft elkander geen bijnaam, nadat men gelovig is geworden. En wie niet berouw tonen, dat zijn de onrechtdoeners. O gij die gelooft, onthoudt U van te veel gissingen; er zijn gissingen die zonde zijn. En bespied elkander niet en laat niet de een Uwer de ander belasten”.

Het bevorderen van de weldadigheid

En er komt uit U voort een gemeente van lieden, welk oproepen tot het goede en aansporen tot het behoorlijke en afwijzen van het verwerpelijke en diegenen zijn de welvarenden.”

“En staat elkander bij in de vroomheid en de vrezen, maar staat elkander niet bij in de zonde en de vijandschap”.

De kwade woorden

“Niet bemint God het luid uitspreken van kwade woorden, tenzij aan iemand onrecht gedaan wordt en God is horend en wetend.

De verzoeking

“En de verzoeking is ernstiger dan de doodslag.” De verzoeking, bijvoorbeeld als iemand bij een vriend op bezoek was en vindt dat het huis niet in orde is of dat hij andere geheimen ziet, mag hij die niet naar buiten brengen of aan derden vertellen. Tenzij dat dit in het algemene belang is, bijvoorbeeld als hij bewijzen ziet dat hij een moordenaar is, of handelaar in verboden middelen. Maar als hij munt wil slaan door de problemen van twee mensen groter te maken door aan de ene iets over de andere te vertellen, en andersom, met als doel van alle beiden te profiteren, dan is dat een verzoeking. Want dit kan ook leiden tot een vechtpartij tussen die twee of tussen de twee families en daarbij vallen ten onrechte slachtoffers.

De behandeling van de armen, familieleden en de vreemdeling

“De gelijkenis van hen die bijdragen geven van hun bezittingen op de weg God’s is als de gelijkenis van een zaadkorrel die zeven aren doen ontspruiten in elke aar waarvan honderd korrels zijn en God verdubbeld voor wie hij wil en God is wijdomvattend en wetend. Zij die bijdragen geven van hun bezittingen op de weg Gods en daarna hun bijdrage niet doen volgen door dankbaarheids-aanspraken en krenking, voor hen is hun loon bij hun Heer en geen vrees is over hen en niet zullen zij bedroefd zijn. Behoorlijke toespraak en vergiffenis is beter dan een liefdegave gevolgd door krenking en God is rijk en zachtmoedig”. “Zij zullen U ondervragen wat zij als bijdragen zullen schenken. Zeg; het goed, dat gij wegschenkt, dat is voor de ouders, verwanten, de wezen en behoeftigen en de zoon des wegs, en het goede dat gij bedrijft, God is waarlijk wetend daaromtrent.”

Niet zult gij de vroomheid erlangen, zolang gij niet bijdragen geeft van waar gij gehecht aan zijt, en welk ding gij ook als bijdrage geeft, God is daaromtrent wetend”.

Bij het laatste citaat is bedoeld dat men geen bijdragen mag geven van iets dat hij zelf niet goed vindt. Men mag bijvoorbeeld niet gokken en daarmee geld verdienen.

Toch zijn er mensen die gokken en daardoor geld verdienen. Vervolgens  gaan zij van dit verdiende geld wat hulp geven aan mensen of sociale instanties, enz.

Dit is verboden (*2) en wordt tegen hun en niet voor hun geschreven. Of iemand die een arme man te eten uitnodigt en aan hem oud eten geeft of brood dat hij anders weg zou gooien als die man niet kwam. Men mag ook geen oude kleren aan de armen geven omdat hij nieuwe kleren gekocht heeft. Als hij wil helpen dan moet hij ook nieuwe kleren voor hen kopen.

Hij kan de oude kleren wel geven als hij echt wil helpen en geen geld heeft om nieuw te kopen voor de armen en zichzelf. Dus uitdelen van wat hij bezit mag.

Teruggeven van bezittingen en het juist beoordelen

“God beveelt U de betrouwingen (in bewaring gegeven goederen) God beveelt jullie in bewaring gegeven goederen aan de rechthebbenden te retourneren en, wanneer jullie tussen de mensen oordelen, dat jullie rechtvaardig oordelen.

En:

“O gij, die gelooft, betracht de rechtmatigheid als getuigen voor God en laat niet de boze aanslag van lieden U ertoe brengen, dat gij niet billijk handelt. Handelt billijk, dat is nader bij de vreze. God is wel onderricht van wat gij bedrijft.”

De woeker (zie soera 23:1-7)

“Zij die de woeker eten, zullen niet anders opstaan dan zoals opstaat hij, die de duivel omstoot door aanraking. Dat is omdat zij zeiden: de koophandel is slechts hetzelfde als de woekers. Maar God heeft de koophandel vergund gemaakt en de woeker verboden – tot – God doet de woekerwinst verdwijnen en doet de liefdegaven winst afwerpen. En God bemint niet een enkele ongelovige zondaar. O gij die gelooft, vreest God en laat varen wat rest van de woekerwinst, indien gij gelovig zijt. Maar indien gij het niet doet, vergewist U dan van krijg vanwege God en zijn boodschapper. Maar indien gij tot inkeer komt, dan zijn voor U de hoofddelen van Uw bezittingen zonder dat gij onrecht doet en onrecht leidt.”

Hoewel dit stuk oorspronkelijk tegen de joden was, is het nog steeds van kracht. Hierbij valt echter te vermelden dat in de Islam geen verschil is tussen woeker en rente, van welk soort dan ook. De Islam meent dat de rente een soort van deelnemen aan projecten is waar de cliënt geen risico draagt en dat is woekeren. Men moet bereid zijn niet alleen deel aan de winst te nemen, maar ook aan het verlies. Bovendien mag de winst (rente) niet tot een bepaald percentage vastgesteld worden, maar volgens de aandelen van het kapitaal uitgedeeld worden.

Registreren van schulden en de getuigenis

“O gij die gelooft, wanneer gij jegens elkander een schuld aangaat tot een genoemde vervaltijd, schrijft hem dan op en laat een schriftkundige onder U het opschrijven naar billijkheid, maar laat een schriftkundige niet weigeren te schrijven, zoals God hem onderwezen heeft, laat hij dan opschrijven en laat hij op wie de verplichting rust, voorzeggen, en laat hij God, zijn Heer, vragen en niets ervan te kort doen. Indien echter hij, op wie de verplichting rust, zwakzinnig is of zwak van lichaam of niet in staat is zelf voor te zeggen, laat dan zijn verbondene voorzeggen naar billijkheid. En neemt het getuigenis aan van twee Uwer mannen doch indien er niet twee mannen zijn, dan één man en twee vrouwen behorende tot hen die gij aanvaardt de getuigen voor het geval van éen van haar beiden dwaalt, zodat de andere van beiden haar eraan kan herinneren. En laten de getuigen niet weigeren, wanneer zij opgeroepen worden. En versmaat niet, dat gij het opschrijft klein of groot tot op de vervaltijd.

De gelovigen en de ware gelovigen

Ieder die in God als de enige God, Almacht en de Barmhartige en in alle profeten vanaf Abraham tot Mohammed gelooft is gelovig, zelfs als hij geen moslim is.

Maar alleen geloven in God en zijn profeten is niet genoeg. Aan het geloof zijn veel eisen verbonden en veel opdrachten die zo goed mogelijk uitgevoerd moeten worden, diegenen die deze opdrachten uitvoeren zoals God het wil, zijn de “ware gelovigen” en die zijn door God hoger gesteld en gewaardeerd dan de gewone gelovigen. Die opdrachten zijn verder als volgt geciteerd in de Koräan       en bevatten in feite de algemene richtlijnen van de sociale contacten in de maatschappij:

“Zij die geloven en de heilzame werken bedrijven en de gebeden verrichten en de zakat opbrengen.”

“Wel varen de gelovigen, welke in hun salat deemoedig zijn en welke van ijdele praat afkerig zijn en welke de zakat betrachten en welke hun eerbaarheden wel bewaren, tenzij jegens hun echtgenoten of wat hun rechterhanden bezitten, want dan zijn zij niet te laken. Doch wie daarenboven begeerte hebben dat zijn de overtredenden. En welke hun betrouwingen en hun verplichtingen waarnemen. En welke hun gebeden in acht nemen.”

De ware gelovigen zijn:

“De dienaren van de Erbarmer zijn zij, die over de aarde wandelen in nederigheid en die, wanneer de onwetende hen toespreken zeggen: vrede! en die de nacht doorbrengen, zich nederwerpende en zich opstellende voor hun heer, en die zeggen: onze heer, wend af van ons de bestraffing van het vuur, haar bestraffing is onafwendbaar. Zij is een kwaad oponthoud en een kwaad verblijf en die wanneer zij geld uitgeven niet overmatig zijn en niet terughoudend, maar die daartussen gelijk staan en die samen met (de) God geen andere God aanroepen en niet doden de ziel, welke God onaantastbaar heeft verklaard, tenzij naar wezenlijk recht (*3) en geen overspel bedrijven, maar wie dat doet vervalt in strafbaarheid, verdubbeld wordt door hem de bestraffing op de dag der opstanding en hij zal daarin eeuwig leven in vernedering, tenzij hij zich berouwvol inkeert en gelooft en heilzaam werk bedrijft. Want van hen verruilt God de boosheden voor schone daden en God is barmhartig en vergevend. En zij die geen valse getuigenis geven en wanneer zij aan onvertogenheid voorbijkomen, in eerbaarheid voortgaan en die wanneer zij gemaand worden aan de tekenen van hun heer, daarvoor niet verstokt staan als doven en blinden en die zeggen: onze heer schenk ons van onze echtgenoten en onze nakomelingen verwikkeling en stel ons voor de vrezenden tot een leiding. Aan diegenen wordt vergolden met de hoge hal voor de dulding die zij betoond hebben, en zij zullen daar met vrede worden begroet.”

De profeet Mohammed zei (4):

“De moslim is voor de moslim als een sterke bouw van stenen, elke steen steunt de ander”.

Ook:

“Verboden zijn voor de moslim van een andere moslim zijn geld.” (Niet stelen of ten onrechte overnemen) “En zijn huis” (Niet het huis aanvallen, overvallen of bezetten of de familie irriteren of in diskrediet brengen).

Hierbij kunnen wij een beeld van het sociale leven bij de moslims zien, waar het huis van de ene het huis van de andere moslim is. De moslim zal het huis van zijn buren als zijn huis beschouwen en zal het beschermen tegen ongewenste figuren of daden. In feite ‘goed buurmanschap’.

Richtlijn voor de handel (Soera 26:181 en 83:1-3)

“Geeft de volle maat en behoort niet tot de bekorters” (*4) en weegt met de rechtgestelde weegschaal, en benadeelt niet de mensen in hun eigendommen en bedrijft geen kwaad op de aarde (*5).”

En ook: “Wee aan de knoeiers, die wanneer zij zich doen toemeten, de volle maat van de mensen eisen, maar wanneer zij hun toemeten of toewegen teloor doen gaan. Denken genen soms niet dat zij opgewekt zullen worden voor een groot dag? De dag waarop de mensen zullen staan opgesteld voor de Heer der wereldwezens?”

Algemene richtlijn voor de maatschappelijke gedragslijn

“God beveelt billijkheid en wél-handelen (*6) en het begiftigen van de verwant en verbiedt zedeloosheid en het verwerpelijke en begeerlijkheid. Hij vermaant ulieden, opdat gij indachtig wordt en vervult het verbond God wanneer gij een verbond hebt aangegaan en schendt niet de eden na ze bekrachtigd te hebben, daar gij toch God als bekrachtiger voor u hebt genomen, God weet wat gij verricht.”

  1. De sociale contacten met niet moslims

Deze contacten kunnen ook gesplitst worden in contacten met “Ahl-Alkitab” (letterlijk: de lieden van de Schrift en het betekent: Joden en Christenen) of en contacten met ongelovigen. In de Islam worden als ongelovigen beschouwd iedereen die niet tot Jodendom of Christendom en Islam behoort. Verder is de Islam in principe niet tegen het houden van goede contacten met Ahl-Alkitab, alleen hun geloof mogen wij niet volgen, maar verder zijn de moslims verplicht om hen te accepteren en hen niet tot de Islam te bekeren. Wij mogen ze zelfs ook niet dwingen zich te bekeren. Daarom heeft de Islam geen zendelingen of missionarissen. Verder zal ik hier bepaalde stukken citeren die over de contacten met de christenen gaan.

De groeten

“O gij, die gelooft, wanneer gij rondtrekt op de weg God’s, geeft U dan duidelijk rekenschap en zegt niet tot wie U de heilgroet bieden: Gij zijt geen gelovige.”

Onze God is één

“En twist niet met de lieden van het Schrift dan op de betamelijkste wijze, met uitzondering van diegenen onder hen, die onrecht doen. En zegt: wij geloven in hem, die tot ons heeft nedergezonden en tot U heeft nedergezonden en onze God en Uw God zijn één en wij zijn aan hem overgegevenen.”

De christenen en joden als vijanden in geval van oorlog

“Mogelijk dat God tussen Ulieden en diegenen hunner, met wie gij vijandig zijt, genegenheid zal brengen. En God is machtig en God is vergevend en barmhartig. Niet verbiedt God U dat gij hen die Ulieden niet bestrijden in de godsdienst en U niet uitdrijven uit Uw woningen, liefderijk behandelt en dat gij jegens hen rechtmatigheid betracht, God bemint de rechtmatigen. God verbiedt U slechts dat gij hen die U bestreden hebben in de godsdienst en U hebben uitgedreven uit Uw woningen en medegewerkt tot Uw liedens uitdrijving, tot verbondenen neemt en wie hen tot verbondenen nemen, diegenen zijn de onrecht-doeners.”

“En indien zij neigen naar de vrede, neigt gij dan ook daartoe, en stelt Uw vertrouwen op God. Hij is waarlijk de horende, de wetende.”

Het huwelijk met polytheïstische vrouwen

“En huwt niet met de genotengeefsters (polytheïsten) zolang zij niet gelovig zijn geworden. Een gelovige slavin is waarlijk beter dan een genotengeefster, ook al behaagt zij Ulieden. En huwelijkt de genotengeefers niet uit, zolang zij niet gelovig zijn geworden en een gelovige slaaf is waarlijk beter dan een genotengever, ook al behaagt hij U.”

Het huwelijk met christenen en joden

De Islam beschouwt de christenen en joden niet als polytheïsten, toch worden de christenen vaak als de genotengevers (mensen die in meer dan een God geloven; hoofdzakelijk: die afgoderij betrachten) genoemd vanwege het feit dat zij (sommige van hen) Jezus Christus ook als God beschouwen. Volgens de Islam houdt dit dus in dat zij in meer dan één God geloven en dat is dus polytheïsme. Christenen, moslims en joden geloven in dezelfde God. Op grond daarvan kunnen moslims met joodse of christelijke vrouwen trouwen, maar niet omgekeerd. De Islam gaat ervan uit dat de man degene is die de verantwoordelijkheid in de familie draagt en dat de vrouw meestal aan de zwakke kant staat, zodat zij de man altijd volgt.

In dat geval zouden de familierelaties gestoord worden doordat de man het geloof van zijn vrouw niet erkent terwijl zij zijn geloof wel erkent, bij de moslimmannen gebeurt dat niet omdat de man het geloof van zijn vrouw erkent.

Voor meer informatie over het Huwelijk zie HET HUWELIJK

Het eten (Soera 5:5)

“Heden zijn voor U geoorloofd de deugdelijke dingen en het voedsel van hen, aan wie de Schrift gegeven is, is geoorloofd voor U en Uw voedsel is geoorloofd voor hen. En ook de eerbare vrouwen onder de gelovigen en de eerbare vrouwen onder hen aan wie voor U de schrift gegeven is, wanneer gij haar loon geeft, handelend in eerbaarheid en niet in ontucht en zonder U minnaressen te nemen. Maar wie het geloof verzaakt dienst bedrijf is vruchteloos en in het later leven zal hij behoren tot de verliezers”.

Verder heeft de Islam heel duidelijk vastgesteld dat de behandeling van Ahl-Alkitab gelijk moet zijn aan die van de moslims. Men mag rustig alle soorten relaties met hen opbouwen. Men moet zijn afspraken met hen nakomen en niet afbreken op grond van het feit dat ze geen moslims zijn.

Noten:

(*1) In Egypte mogen de christenen op zondag tot 11.00 uur afwezig zijn van hun werk om deel te kunnen nemen aan de zondagsdienst.  In sommige kerken begint die al om 9 uur.

(*2) Voor sommige gevallen niet.

(*3) Strafrecht of oorlog.

(*4) Dat zijn handelaren die een onzichtbaar gewicht aan schaal toevoegen zo dat hij het gewogene zwaarder lijkt te zijn dan in feite is.

(*5) door verderf te brengen.

(*6) vertaald uit het originele Arabische woord (Ihsaan) dat veel betekent. De Volgelingen van de profeet Mohammed vroegen hem: “Wat is (Ihsaan), God’s profeet?” Hij antwoordde: “De (Ihsaan) is dat U God dient alsof U Hem ziet, en als U Hem niet kunt zien dan ziet Hij U.”