De Bedevaart naar Mekka

De Bedevaart naar Mekka, ook wel als de “pelgrimstocht” bekend staat, is de vijfde maar tevens een van de belangrijkste pilaren van de islam. Niet alleen vanwege de religieuze plichten en de inhoud ervan, maar omdat bij de juiste uitvoering van de bedevaart de mens volledig “schoon gewassen” van zijn zonden wordt, en keert terug als of hij opnieuw “herboren” is, m.a.w. van al zijn zonden “gewassen”.

Gezien de historische betekenis van de bedevaart en de veel voorkomende vragen daaromtrent en de vooral in Nederland ontstane verwarring tussen de twee zonen van Abraham n.l. Ismail (vader der moslims) en Isaak (vader der joden) en wie van beiden is de “slachtoffer“, is het ook interessant om iets van de geschiedenis daarvan te weten.

De Bedevaart

Na de moeilijkheden welke de profeet Ibrahim (Abraham) had ondervonden in zijn eigen land en door zijn eigen volk (20) besloot hij zijn geboorteplaats Ur (Arabische uitspraak: Oer) – in Babylonië – en Vaderland (*8) te verlaten en ging heen om overal Gods woord te verkondigen en de mensen te roepen tot het geloof in God, de enige God en niet meer in die zelfgemaakte goden. Hij kwam in Egypte en ging naar de Farao toe en vroeg hem ook om in de enige God te geloven.

De Farao gaf hem een meisje als teken van zijn “goede wil”, maar dat betekende ook dat hij het niet met hem eens was. Ibrahim is na een verblijf van 3 maanden in Egypte weer met zijn vrouw Sara en de weinige mensen die in hem geloofden uit Egypte weggegaan naar AL-Sham (nu Syrië).

Nadat zij ongeveer 10 jaar in Kanaän hadden gewoond (zij waren toen al erg oud) vroeg zijn vrouw Sara – die steriel was – hem om met het Egyptische meisje (Hagar), die zij toen als dienstmeisje hadden, te gaan trouwen in de hoop dat hij van haar een kind zou kunnen krijgen. Dat gebeurde en later werd de eerste zoon van Ibrahim en Hagar geboren en dat was Ismail (*9). Hij groeide erg snel en toen Sara hem zo zag vroeg zij aan God om haar ook een kind te schenken. God accepteerde het aanroepen van Sara en zond de drie engelen (*10) naar haar toe om haar de missie van God te verkondigen dat zij ook een kind zou krijgen nl. Izaak.

Na de geboorte van Izaak kon Sara het niet meer verdragen dat Hagar en Ismail in hetzelfde huis bleven en vroeg zij Ibrahim om het dienstmeisje – de slavin – weg te sturen (*11) en haar zoon er ook bij.

Eerst was hij boos maar God vroeg hem de opdracht van Sara toch uit te voeren en niet te treuren want God zou hem beschermen en ervoor zorgen dat Ismail een grote natie kreeg. Ibrahim ging met Hagar naar een droge vallei bij Mekka (*5) en liet haar daar samen met Ismail in Gods bescherming en riep God aan “Mijn Heer, maak deze streek veilig en houd mij en mijn zonen ervan af, dat wij de afgoden dienen. Mijn Heer, zij (*12) hebben velen der -mensen doen dwalen, zo nu iemand mij volgt dan behoort hij tot mij, en zo iemand mij ongehoorzaam is: dan zijt Gij vergevend en barmhartig. Mijn Heer, ik heb nakomelingen van mij doen wonen in een vallei zonder veldgewas, bij Uw gewijd huis. Onze Heer, laten zij de Salat (*13) verrichten, en doe gij iets in de gemoederen der mensen tot hen neigen en schenk hen vruchten tot onderhoud, opdat zij wellicht dankbaar worden. Onze Heer, Gij kent wat wij verborgen houden en wat wij openbaar maken; en niets is er, dat aan God verborgen blijft op de aarde, noch in de hemel.

Lof aan God, die mij begiftigd heeft, ondanks mijn ouderdom, met Ismail en Izaak, mijn Heer is waarlijk horend op de aanroep. Mijn Heer, maak mij tot één, die de salat verricht en ook die van mijn nageslacht, onze Heer en aanvaard mijn aanroep, onze Heer, vergeef mij en mijn ouders en de gelovigen op de dag der rekenschapvordering.” Ibrahim is daarna naar Palestina (Kanaän) vertrokken en liet Hagar en Ismail achter nabij Mekka. Toen het water bij Hagar op was en ze dorst had en Ismail ook ging zij water zoeken. Ze was bij de berg van Aboe Koebeid en toen ze er omheen keek zag zij een luchtspiegeling richting de berg van Kaiaan en dacht dat het water was. Ze liep toen hard naar Kaiaan, maar toen ze er was vond ze niets en daar zag ze weer de luchtspiegeling hij Aboe Koebeis. Dan kwam ze terug en bleef zo heen en terug tussen de twee bergen totdat ze moe werd. Ze ging zitten en deed haar ogen dicht om niet naar haar van dorst stervende kind te kijken.

Ismail was aan het huilen van dorst en hij trapte op de grond met zijn voeten en plotseling kwam het water onder zijn voet. Zij dronken en dankten God. Die fontanel is later “Zamzam” genoemd, (de naam betekend: die niet droog wordt).

Toen één van de uit Jemen reizende stammen die bij Mekka haar tenten opsloeg het water zag, zeiden zij dat dit een mirakel was want niemand kon in dat gebied water vinden. Zij namen Hagar en Ismail op in hun stam en later trouwde Ismail binnen die stam en had van één van de twee vrouwen die hij had twaalf zonen.

De Droom van Ibrahim

Ibrahim kwam af en toe om te kijken hoe het met zijn zoon en vrouw ging. Bij één der bezoeken zag Ibrahim in een droom dat God hem beval zijn zoon Ismail te slachten. Hij beschouwde dit als een opdracht en ging naar zijn zoon die nog maar een kind was en zei: “O mijn zoon (*14) ik zie in een droom dat ik u moet slachten, zie dus wat gij denkt”.

Maar Ismail die nog kind was is niet bang geworden en vroeg zijn vader niet om op te houden maar zei heel rustig: “O mijn vader, doe wat u bevolen is; gij zult mij, zo God wil, van de duldenden vinden”.

Ibrahim ging met zijn zoon naar een plaats in Mena (*15) en maakte zich gereed voor het slachten, liet Ismail op de grond liggen en hield het mes in zijn hand en begon zijn opdracht uit te voeren. Hij werd door de hemel geroepen:

“O Irahim, gij hebt de droom oprecht vervuld, aldus vergelden wij aan de wel-handelenden, dit waarlijk is de klaarblijkende beproeving”, en toen zag hij voor zich een grote Ram staan, en God beval hem dat schaap te slachten in plaats van zijn zoon:

“En wij (God) gaven ter bevrijding in zijn plaats een geweldig slachtoffer, en van hem hebben wij bij de later-komenden bestendigd (*), Heil over Ibrahim, aldus vergelden wij aan de wel-handelenden. Hij behoorde tot onze gelovige dienaren. En wij kondigden hem aan dat Ishaak (Izak) een profeet zou zijn, behorend tot de deugdzamen. En wij zegenden hem en Isaak. En onder hun nageslacht waren er wel-handelenden en ook klaarblijkelijk onrecht-doeners jegens zichzelf”.

Bij een later bezoek aan Mekka kreeg Ibrahim de opdracht van God om AL-Kaaba (God’s huis) op te bouwen: “En wij gaven als verbondsplicht aan Ibrahim en Ismail: Reinigt Mijn huis voor hen die ommegang verrichten en er tot aanbidding vertoeven en die buigen en zich nederwerpen”.

Dat was toen Ismail al 30 jaar oud was. Zij gingen aan het werk en terwijl zij werkten riepen zij God aan: “En terwijl Ibrahim de grondslagen van het huis optrok, met Ismail: Onze Heer neem van ons aan; Gij zijt de Horende, de Wetende, Onze Heer en maak ons beiden tot de overgegevenen (*16) aan U, en die van ons nageslacht tot een aan U overgegeven gemeente. Gij zijt de berouw-aannemer, de Barmhartige. En onze Heer, zend onder hen (17) een boodschapper uit hun midden die hun uw tekenen zal voordragen en hen zal onderwijzen de schrift en de wijsheid en hen zal zuiveren. Gij zijt waarlijk de geweldige de wijze.”

Over AL-KAABA zegt God;

“Het eerste huis dat werd geplaatst voor de mensen, is dat in Bakka (18), gezegend en een rechte leiding voor de wereldwezens. Er zijn daarin duidelijke bewijstekenen (19): de standplaats van Ibrahim. En wie het binnen treedt is veilig, en jegens God zijn de mensen verplicht tot de bedevaart van het huis vooral wie in staat is daarheen op weg te gaan.”

Mohammed roept tot de Bedevaart.

En later kreeg Mohammed de opdracht van God de mensen tot de bedevaart te roepen:

“En roep de mensen aan tot de bedevaart, dan komen zij tot u te voet en op elk vermagerd (*20) dier aankomende van elke diepe (*21) en grote weg, opdat zij getuige mogen zijn van wat hun tot baat strekt, en Gods naam vermelden op vastgestelde dagen (*22) wat betreft de kuddedieren die Hij hun tot onderhoud gegeven heeft. Eet daarvan en spijzigt de geslagene, de arme, laten zij daarna zich van hun onreinheid ontdoen* (*23) en laten zij hun geloften vervullen, en laten zij hun rondgang doen om het oude huis (*24)”.

Waarom moeten moslims de bedevaart doen?

De bedevaart is afgekondigd om al die genoemde gebeurtenissen te herdenken, dus bezoek aan Gods huis (het huis), daarin bidden en er omheen lopen, het slachten van een schaap als symbool van het bevrijden van de mens, en zelfs de moeite die Hagar had bij het zoeken naar water tussen de twee bergen, nu Al Safa en “Al Marwa” geheten, wordt herdacht door tussen die beide 7 keer heen en weer snel te lopen. In de Koräan staat de opdracht: “Al Safa en Al Marwa behoren tot de aan God gewijde zaken, wie zich naar deze bergen begeeft voor de bedevaart of (AL Omrah) (*25), voor hem is het geen vergrijp, dat hij de omgang bij beide verricht. En als iemand in vrijwilligheid goeds verricht, dan is God belonend en wetend.” Verder hoort ook bij de bedevaart het staan op de berg Arafat voor herdenking aan de laatste (ook de eerste na de Islam) pelgrimstocht van de profeet Mohammed waarin hij de mensen toesprak vanaf die berg, en daarnaast ook een bezoek aan het graf van de profeet en zijn naaste medewerkers en volgelingen. Als laatste wordt een bezoek gebracht aan het monument (een soort paal) die de Duivel (de Satan) verbergt en de satan met kiezelsteen gooit. De satan heeft Ismaël in de oren gefluisterd dat hij maar snel weg moet en niet wachten tot zijn vader de mes haalde om hem te slachten, maar Ismaël luisterde niet naar hem en begon hem te verjagen zodat zijn vader “Ibrahim” rustig zijn werk afmaakt.

De bedevaart is dus een herhaling van alle gebeurtenissen die Ibrahim, zij vrouw Hager en zijn zoon Ismaël heben mee gemaakt.

(*) Bestendigd: het betekent in het Arabisch dat God voor Abraham een goede naam heeft gemaakt en dat de latere naties hem (Abraham dus) dankbaar (zullen)zijn.

**

* 1. Zie geloof in God (1/1)

* 1. Zie 1.1.2

* 3. Overnemen van pag 27

* 4. Dat houdt in dat God niet alleen in de moskee of in de kerk te vinden is maar overal en waar dan ook.

* 5. Hij is niet geboren noch werd voor Hem geboren.

* 6. Moslims in het Arabisch.

* 7. Acute gastritis, functional obstruction (paralytic ileus).

* 8. Irak.

* 9. Ibrahim was toen al 86 jaar oud.

* 10. Die waren al op weg naar de profeet Loet in het land van Sodoem en Amoera bij de rivier Jordaan (nu Jordanië) om de ongelovige homo‑fielen (Lot’s volk) te bestraffen.

* 11. (Gen.21:9): Toen zag Sara dat de zoon van Hagar, de Egyptische dien zij Abraham gebaard had spotte en zij zeide tot Abraham: jaag die slavin met haar zoon weg, de zoon van deze slavin zal niet erven met mijn zoon, met Izaak.

* 12. De afgoden.

* 13. Het gebed.

* 14. Volgens de Taurah die wij nu hebben is de zoon Izaak en niet Ismaeil, maar het juiste is – en God alleen weet het – dat de zoon Ismeil was en dat is gezien het feit dat pas na het eindigen van het verhaal God hem aankondigt dat hij Ishaak (Izaak) ook krijgt. Dat betekent dat Izaak pas na die gebeurtenis geboren is.’

Wat in de Taurah staat is te vergelijken met wat in Genesis 22 staat: “de Heer zeide neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Izaak”, en het is duidelijk als zon dat Ibrahim geen enige zoon had behalve Ismaeil die 14 jaar eerder dan Izaak geboren was.

De moslims beschouwen wat in de Taurah en het Oude Testament hierover staat als opzettelijk toevoegen van de naam Izaak, door de Israëlieten die zich als de nakomelingen van het slachtoffer “Izaak” beschouwen. Maar dat is ook een reden voor de moslims om de “oude boeken” als vervalst boeken te beschouwen.

* 15. Een heilige plaats in Saoedi-Arabië.

* 16. Moslims.

* 17. De Mekkanen.

* 18. Mekka.

* 19. Die tekenen waren ook lang voor de Islam bekend.

* 20. Van het te lang lopen.

* 21. Diep en groot weg betekent: van verre landen en afstanden.

* 22. De eerste drie dagen van het feest (de offerdagen).

* 23. Ritueel wassen, nagels snijden en haar knippen.

* 24. AL-Kaaba.

* 25. Een bedevaart die niet in de vastgestelde tijd (11e maand van het jaar) en dat wordt als bezoek beschouwd.