Allah .. Wie is dat?

Allah .. Wie is dat?

Is dat God .. Gott .. Dieu .. Dios .. Deo .. en wat nog meer?

Een taalprobleem is veranderd in een theologisch conflict.

Waarom geloven moslims niet in “God” volgens de westerse Islamologen en Islamofoben?

Sinds meer dan 400 jaar geleden kwamen Nederlanders en andere Europeanen in contact met moslims in verschillende landen in Afrika en Azië. Nederland heeft Indonesië meer dan 350 jaar bezet. In al die jaren waren de Nederlanders niet alleen in de handel geïnteresseerd, maar ook in het verchristelijken van de niet-christelijke bevolking, m.n. de moslims. Met de moslims ging het moeizaam, vandaar dat er antropologen en sociologen met of zonder missionaire achtergrond naar Indonesië zijn gestuurd om de moslims beter te bestuderen en te zoeken naar de juiste methode om ze alsnog te bekeren.

Toen is de interesse in de Arabische taal begonnen, De Universiteit van Leiden is de eerste Universiteit in Europa die aandacht ging besteden aan de studie van de Arabische taal en de islam. De eerste vertaling van de Koran naar een Europese taal was de Nederlandse vertaling.

De allereerste vertaling van de Koran door professor Kramer is taalkundig gezien de beste vertaling, althans dit is mijn mening. Ik weet dat andere mensen liever een andere vertaling zouden kiezen, maar die keuze is gebaseerd op de toegankelijkheid van de gebruikte taal. Het Arabisch van de Koran is niet het simpelste Arabisch, daarbij past een “oude Bijbelse” taal om het juiste gevoel van het Arabisch waarin de Koran is geschreven weer te geven. Dat betekent beslist niet dat andere “makkelijker” vertalingen niet goed zijn.

Wat ik wel frappant vind, is dat zowel de oude als de nieuwe vertalingen hebben vastgehouden aan bepaalde standpunten die ik verre van juist acht en die naar mijn mening alle pogingen tot beter begrip van de Koran of de moslims tenietdoen.

Waarom?

In de vertaling van Kramer is het woord God vertaald als “Allah”. Zuiver taalkundig gezien is dit fout. Omdat God een Nederlands woord/ naam is, en iedereen weet wat dat betekent.

Dus als je in het Nederlands schrijft moet je God en niet Allah schrijven. (Zie vorige artikel over God). We zeggen: de Koning van Engeland en toch niet de King van Engeland? En we zeggen toch ook Jezus van Nazareth en niet Jezus van Nasera? Op mijn vraag waarom het Arabische woord voor God als “Allah” wordt vertaald in het Nederlands en niet als “God” heb ik nooit een goed antwoord gehoord.

Eén keer tijdens een studiedag op de Universiteit van Amsterdam, durfde de professor van “vergelijkende godsdiensten” mij een antwoord te geven. Hij zei: Europa is de Islam altijd vijandig gezind geweest. De mensen waren gewend het geloof van de koning aan te nemen.

Er moest dus een verschrikkelijk raar beeld gecreëerd worden over de moslims om ze tegen te houden nadat hun legers de grenzen van Oostenrijk hadden bereikt. Daardoor zijn er veel verhalen over de Islam en de moslims verteld door mensen die er niets van wisten, maar zij waren ertoe aangemoedigd omdat zulke verhalen de mensen in Europa afkerig van de Islam en de moslims zouden maken: wat wij tegenwoordig “psychologische oorlogvoering” noemen.

Onder zulke omstandigheden was het dan ook vanzelfsprekend dat zelfs hooggeleerden en professoren dezelfde fout maakten, maar wel opzettelijk, om voor de mensen in het westen een beeld te schapen waarin de moslims als oorlogszuchtige atheïsten werden neergezet. Daarom mag Allah niet als “God” vertaald worden, anders zou er geen verschil tussen de God van de moslims en de God van de christenen bestaan. De bevolking van Europa zou het dan niet erg vinden als moslims Europa zouden regeren. Daarom is de naam van God in het Arabisch als Allah blijven circuleren; Daarom werd de naam van God in het Nederlands niet vertaald en alleen fonetisch in het Arabisch als Allah getranscribeerd en blijven circuleren.

Erger nog, de moslims die het verschil in theologische zin niet begrepen, hebben het toegejuicht dat de naam van Allah in de vertaling Allah is gebleven, in de mening verkerend dat de christenen anders zouden denken dat moslims niet in Allah geloven maar in de God van de christenen! Alsof het niet om één God zou gaan. Kortom verwarring ten top, maar wel opzettelijk.

Deze taalkundige verwarring heeft de basis gelegd voor een taalkundig probleem dat door de jaren heen een theologisch probleem en zelfs een conflict is geworden.

Nog steeds zeggen anti- moslims en degene die anti-islam zijn van het type Wilders en Hirsi Ali, maar ook andere Islamologen en Arabisten, dat moslims in Allah geloven en niet in God !.

Maar wie is Allah volgens de moslims? Hij is de God van Abraham, Izak, Jacob, Mozes, Jezus en Mohamed. Hij is dus één God van iedereen, de toevoeging van Mohamed aan de reeks van profeten, kan nooit betekenen dat God op eens veranderd is tot Allah.

Zouden al die kenners en deskundigen de moeite nemen om de Arabische christenen en kopten te vragen naar hun God en hoe deze heet, dan hadden zij het antwoord duidelijk en correct gekregen, Hij heet ook Allah. Geloven Arabische christenen en kopten in de verkeerde God dan? Dat zou dan wel moeten en het is de enige logische consequentie!

Het is een stomme fout die door westerse geleerden en theologen gecreëerd is, maar die ook ontstaan is door de stommiteit van moslim-geleerden die niet in staat zijn om de taalkundige verschillen te begrijpen en die ook vasthouden aan een woord “Allah”, een woord dat niets betekent voor de niet Arabische spreker of lezer en niets toevoegt aan de kennis van niet moslims.

 

 

 

Dr. John Alden Williams, die in vroeger jaren islamitische geschiedenis doceerde aan de Canadese McGill Universiteit in Montreal, stelde in zijn boek getiteld “islam”: Het uitgangspunt van de islamitische godsdienst, het centrale artikel des geloof waaruit al het andere voortvloeit, kan als volgt worden omschreven:

God (de enige God die er is, AL-ILAH, ALLAH in het Arabisch, EL, ELOHIM, YHWH in het Hebreeuws, TONRI in het Turks, DEUS in het Latijn, GOD in gewoon Nederlands) heeft tot de mensheid gesproken in de “Koräan”. Het geloof in een enkele, unieke Godheid, voor wie, na wie en naast wie geen ander goddelijk wezen mogelijk wordt geacht, is uitgangspunt van het één godendom, het monotheïsme.

Jodendom, christendom en de islam zijn in opvolging van tijd verschillende manifestaties van het in principe gelijke geloof in een enkele God, DE GOD: deze laatste twee woorden zijn de exacte vertaling van de Arabische omschrijving AL-LAH. Wie het heeft over “de mens” heeft het over de vier miljard mensen (*) die thans de aarde bevolken, en mogelijk zelfs ook over alle mensen die er ooit zijn geweest, en ooit zullen zijn. Maar wie het heeft over De God (*3) in de zin van het monotheïsme, spreekt over de enige God die er ooit is geweest, is, en zal zijn. Mensen wier geloof daarvan uitgaat, geloven ongeacht de verzamelnaam waaronder zij als gelovigen met elkaar verbonden of van elkaar gescheiden zijn, in dezelfde Ene en Enige God.

Voor moslims is de islam, vastgelegd in hun Heilige Schrift, de Koräan, de uiteindelijke vervolmaking van het geloof in de Ene God, maar geen moslim zal bestrijden dat Joden en christenen althans op dat punt precies hetzelfde geloof hebben. Er is slechts een God, en wie in Hem gelooft, kan van een ander die datzelfde gelooft, niet logischerwijze beweren dat het om een andere God gaat. De nog steeds gehoorde bewering, dat moslims geloven in Allah, en niet in de God van Joden en christenen, stoelt niet op logica of religieuze zuiverheid, maar op middeleeuwse kerkpolitiek. In de tijd, waarin de islam een stormachtige groei doormaakte, reikte de macht van de moslims tot in Zuid-Frankrijk ten westen, en tot aan Oostenrijk ten oosten. Staat en kerk deelden in middeleeuws Europa in veel opzichten de wereldlijke macht. Voor de machthebbers van kerk en staat waren de opdringende moslims een vijand, die niet alleen met de wapenen, maar ook met antipropaganda bestreden moesten worden. Voor eigen parochie werd de moslim beschreven als ongelovige, en de voorvechter van de Antichrist, de duivel.

Ook vandaag nog noemt het ene land, of bondgenootschap van landen, zichzelf goed, absoluut goed, en een ander land of bondgenootschap absoluut slecht. Ayatollah Khomeini noemt Amerika “de grote duivel”, en president Reagan omschreef de Sovjet-Unie als “het rijk van het kwaad”. Macht over de eigen bevolking wordt voor een deel in stand gehouden door het bieden van bescherming tegen “de vijand”, en als er geen vijand is wordt die uitgevonden.

In de Middeleeuwen lag de nadruk niet op “democratisch tegen totalitair”, maar op “gelovig tegen ongelovig”. In christelijke Europa hadden “de Joden” Christus vermoord, en waren “de moslims” de gehate ongelovigen en de ongedoopte heidenen. We zijn nog steeds niet van die erfenis af. Zouden wij – als moslims – de zogenaamde judeo- of joods-christelijke cultuur wat de laatste jaren door Wilders en de zijnen zo vaak geroepen werd ook in acht nemen of er rekening mee houden, dan zal de verwarring compleet zijn.

Citaten:

In de Koräan zegt de (Enige) God: ”O gij mensen, aanbid Uw Heer en Beschermer, die U en degenen die voor U kwamen heeft geschapen” (met “degenen die voor U kwamen” worden zowel mensen als religies bedoeld) (Soera 2, 21);

”En aan de (Enige) God behoren het Oosten en het Westen: waarheen gij U ook wendt, daar is Zijn Aangezicht” (Soera 2, 115) (*4);

”Hij is de Schepper van de hemelen en de aarde: wanneer Hij besluit iets te doen geschieden, dan zegt Hij slechts tot deze: wordt, en zij wordt (Soera 2, 115);

“En Uw God is Eén God; er is geen andere God dan Hij, de Barmhartige, de Genadevolle” (Soera2, 163);

“De (Enige) God! Er is geen god dan Hij, de Levende, de Rusteloos Wakende; Sluimer noch slaap raken Hem. Aan Hem behoort wat in de hemelen en wat op aarde is. Wie kan voor Zijn Aangezicht voorspraak doen zonder Zijn goedkeuring? Hij weet wat voorafging en wat volgt, en de achtergrond daarvan. Geen schepsel heeft deel aan Zijn Weten zonder Zijn Wil. Zijn troon bestrijkt de hemelen en de aarde, en niets kan Hem afleiden van instandhouding van het Heelal. Want Hij is de Allerhoogste, Meest Verhevene” (Soera 2, 255).

Dit waren enkele van de vele voorbeelden uit de Koräan van wat God de mens leert over Zichzelf, Zijn grootheid en Zijn almacht. Hij is het Absolute, Enig Onvergankelijke, de Unieke Oorzaak van al wat bestaat, de Enige die Is, terwijl al het andere is geworden, door Zijn Almacht en Wil.

In de begintijd van de islam, toen de islamitische geloofsgemeenschap slechts bestond uit een kleine groep rond de Profeet Mohammed verzamelde gelovigen, was er Joden die Ezra als Gods zoon noemden, en Arabieren die door mensen vervaardigde stenen afgodsbeelden vereerden.

Allen wilden van Mohammed weten, uit welke oorsprong de door hem verkondigde God stamde? Zij stelden allemaal aan Mohamed de vraag: Wiens zoon is uw God? Gods eigen kernachtige antwoord op die vraag is de mensen gegeven in Soera 112, verzen 1 t/m 4: “Zeg: Hij is de absoluut Enige God; de God, de Eeuwige, Absolute, Hij verwekt noch is hij verwekt (*5); en niet een is aan Hem gelijkwaardig”.

Om de mensheid duidelijk te maken, dat elk geloof, ontdaan van uit vrees voor het onbegrepene geboren bijgeloof, niet anders kan zijn dan geloof in de Enig Bestaande God, leert de Koräan in Soera 16, de verzen 51 en 52: “En God heeft gezegd: Neemt Uzelf geen twee goden: want slechts Een God is Hij; hebt dus alleen eerbied voor Mij”. “En aan Hem behoort al wat er is in de hemelen en op aarde, en aan Hem is geloof eeuwig verbonden; zult gij dan nog een ander dan de (Enige) God aanbidden?

Het zoeken naar God maakt deel uit van de menselijke natuur. Iedere vorm van geloven die ooit heeft bestaan is een gedeeltelijk of geheel volgen van de weg naar de Ene God. Bedenk, dat zelfs het atheïsme (het ontkennen van God) als het ware bestaat bij de gratie God is, want God dwingt niemand tot geloof. Maar voor wie Hem zoekt stelt God bakenen: de profeten.

Mohammed, de laatste Profeet en daarom de “zegel der Profeten”.

De laatste profeet was Mohammed, die als helderste baken, de islam, het geloof dat mensen de wil tot volledige overgave van zichzelf aan de Ene God leert, en kennis geeft van hun plaats in een heelal dat door de Ene God geschapen en aan Hem onderworpen is. Mohammed, Profeet der bezegeling De drie monotheïstisch wereldgodsdiensten delen het motief van de verkondiging van de Ene God door de profetische boodschap, die God aan uitverkorenen kenbaar maakte, vanaf het ontstaan van het mensenras. Mohammed, als profetisch verkondiger van de islam, wordt in christelijk kring nog steeds, en foutief, beschouwd als de enige profeet der moslims”.

Maar het feit, dat de islam de Profeet Mohammed kent als de laatste der profeten, betekent vanzelf dat moslims geloven, dat Mohammed voorgangers had. De Koräan maakt dat duidelijk in Soera 3, vers 34: “Zeg: wij geloven in God, en in wat ons geopenbaard is; en in wat geopenbaard is aan Abraham, Ismaïl, Izaak, Jacob, en aan de stamvaders; en in wat werd doorgegeven aan Mozes, Jezus, en de profeten, door hun Heer: wij maken geen onderscheid tussen de een en de ander onder hen, en aan God geven wij onszelf over.” (*6) In veel religieuze boeken en artikelen wordt Mohammed “het zegel” der profeten genoemd. Die term is ontleend aan Soera 33, vers 40, dat luidt: “Mohammed is niet de vader van een Uwer mannen, maar wel de profeet van God, en het Zegel der profeten.” De vaak onbegrepen benaming is de vertaling van het Arabische woord “gatam”, in vroeger tijden alleen gebruikt in de term “gatam al-molk”, d.w.z. de zegelring van de koning.

Nog steeds zijn vele officiële, rechtsgeldige documenten voorzien van een zegel: tegenwoordig een soort postzegel, maar vroeger de afdruk van het koninklijk embleem, dat gegrift was in des Konings zegelring, Arabisch “gatam”. Dat woord, in de vorm “getm” is later dan ook “stempel” gaan betekenen. Maar de betekenis van “zegel”, gebruikt als tekening van de profeet Mohammed, is niet “officieel” of “wettig”. De koning van weleer schreef niet zijn eigen brieven; maar door zijn zegel waarmerkte hij een brief als zijn brief, en de inhoud ervan als zijn definitieve woorden.

Zijn zegel was het “sluitstuk”, de bezegeling, het slot van de procedure, dat een document letterlijk bestempelde tot definitieve versie. Als laatste profeet in de geschiedenis der mensheid ontving Mohammed van God het Heilige Boek de Koräan als uiteindelijke versie en bezegeling van voorgaande profetische boodschappen. Als instrument voor de verkondiging van de islam, de overgave aan God die de Koräan de mens leert, is Mohammed dus als het ware Gods “zegel”.
In dat licht wordt het ook duidelijk, dat het fout is de islam vergelijkenderwijs op te stellen tegenover Judaïsme en christendom: de plaats van de islam is aan het eind van de weg, waarop Joden en christenen eindweegs zijn gegaan, en die door moslims tot het eind toe wordt afgelegd.

Toch moet ik hier toegeven dat moslims – ondanks de kwade bedoeling van sommige westers arabisten en islamologen, die opzettelijk aan verkeerde voorstelling van zaken werken – zich schuldig hebben gemaakt aan het voortbestaan van de verkeerde opvatting dat zij niet in God geloven maar in Allah. Ik kom later hierop terug.

Notities:

(*). In de jaren 70’ van vorige eeuw.

(*3). Grieken, Romeinen, Germanen en Indo-Germanen geloofden in vele goden en godinnen, aan wie naast bovennatuurlijke krachten allerlei schaalvergrotte menselijke eigenschappen werden toegekend. Zoals thans nog voorkomt, werden deze goden vereerd in materiële gestalte, vaak als door mensen gemodelleerd beeld. Eenieder kent de menselijke gestalten met het hoofd van een of ander dier die de goden ‘verbeeldden’, die werden vereerd door de Egyptenaren ten tijde van de Farao’s. Al deze ‘oerheidenen’ zouden van zichzelf meestal hebben beweerd, dat zij in God geloofden. Geconfronteerd met de vraag, of zij in DE GOD geloofden, hadden zij waarschijnlijk gedacht, voor de gek gehouden te worden, want geloven in DE GOD is iets anders dan geloven in de goden. Geloven, zoals de moslims doen, is geloven in DE GOD, Arabisch AL-LAH, de Enige God. Wanneer moslims het over Allah hebben, hebben zij het over de God in Wie geloofd wordt in het Judaïsme, het christendom en de islam.

(*4). Om in aanwezigheid van God te zijn is het niet nodig naar kerk of moskee te gaan. Het is zelfs onmogelijk niet in aanwezigheid van God te zijn: Hij is overal aanwezig.

(*5). Termen als ‘voor’ en ‘na’ hebben geen betekenis ten opzichte van de Goddelijke zijnsaard. De God is, Als gegeven waarin begin en eind geen rol spelen, ontgaat dat aan de menselijke (eindige) bevatting. God heeft geen ‘voorgeschiedenis’, Hij is niet verwekt, niet geboren. Hij is. Voor moslims sluiten het absolute, aan tijd noch ruimte gebonden Zijn van God, en Zijn absolute Enigheid, uit, dat God een even, of half, of voor welk deel dan ook Goddelijk nageslacht zou verwekken. God heerst alleen, zonder rivaal, zonder ‘opvolger’!

(*6). Eenieder die zich geheel overgeeft aan de Enige God, wordt in de Arabische taai ‘moslim’ geroemd. Terwijl het woord islam betekent: Volledig overgave aan God.