خريطة العالم الإسلامي - de moslimwereld kaart

De islam, wat is dat?

De islam is de godsdienst van de moslims. Het Arabische zelfstandig naamwoord ‘islam’ betekent ‘vrede stichten’ of ‘het zich op vreedzame wijze aan God overgeven’. Islam betekent, in andere woorden, de algehele overgave van het eigen ik aan de Ene en Enige God, de “God der werelden, onze wereld en de wereld van andere wezens” (*1).

Het woord ‘moslim’, afgeleid van ‘islam’, omschrijft degene die het geloof op die wijze belijdt, grammaticaal gezien is het een bijvoeglijk naamwoord, en betekent: degene die zich aan God heeft overgegeven.

De islam is als godsdienst aan de Profeet Mohammed geopenbaard ter vervolmaking van de bestaande monotheïstische godsdiensten – ook de godsdiensten van Abraham genoemd – t.w. het jodendom en het christendom. In de islamitische openbaring worden duidelijk de waarden van het geloof in de Ene God – zoals dat voor het eerst werd verkondigd aan de Profeet Ibrahim (de Bijbelse Abraham) – in ere hersteld.

De fouten die in de geloofsbelijdenis van vroegere volkeren waren gemaakt, daartoe onder meer aangezet door als heilig beschouwde boeken die door ‘ongelovigen’ waren geschreven om de ware gelovigen te doen afdwalen van de juiste ‘rechtgebaande’ weg, worden in de openbaring van de islam rechtgezet. De moslim behoort het leven na de dood gedachtig te zijn, en in het leven op aarde het absolute geloof in God gestalte te geven in het navolgen van Gods voorschriften, zoals die in de islam zijn geopenbaard en vastgelegd in het Heilige Boek van de moslims, de Koran, (Fonetisch: Al Koräan).

In het leven van de moslim behoren vroomheid, vertrouwen in God, en Godvrezendheid voorop te staan; het wezenlijke dient te worden nagestreefd, het ijdele te worden nagelaten. Het is duidelijk, dat Mohammed (vzmh) als Profeet niet alleen staat, maar integendeel de laatste is in een reeks Profeten, waartoe Jezus eveneens behoort, en die begonnen is bij de Profeet Noeh (de Bijbelse Noach).

Mohammed is derhalve het ‘sluitstuk’ (*2) op de verkondiging der Profeten. Als Arabier behoorde Mohammed tot een zeer arm geslacht, dat de Hasjemieten heet (Ar. Banoe Hasjim of de zonen-Hasjim), en daarbinnen tot de weliswaar arme, maar zeer invloedrijke stam Koeraisj. Hij werd omstreeks het jaar 570 van de christelijke jaartelling in Mekka (Ar.: Makkah) geboren, en hij overleed op 63 jarige leeftijd in de eveneens in het huidige Saoedi Arabië liggende stad Medina (Ar.: Al Madina).

De Arabieren ontlenen hun afstamming aan de al eerdergenoemde Profeet Ibrahim (Abraham), en aan de tak gevormd door de afstammelingen van diens zoon Ismaël, verwekt bij zijn Egyptische vrouw Hagar. Izaak, de zoon die Abraham werd geschonken door zijn eerste vrouw Sara, werd later geboren.

Abraham zelf en zijn nakomelingen behoren tot het nageslacht van Noachs zoon Sem (Ar: Sam), en daarom heten zij in het Arabisch ‘Al Sameiien’, de Semieten dus. Sinds de Arabieren door de openbaring van de islam aan de Profeet Mohammed zijn teruggekeerd tot het geloof van hun voorvader, de Profeet Abraham, zijn zij naast Semieten ook moslims.
In geen geval willen zij als ‘Mohammedanen’ worden betiteld. Voor moslims doet deze benaming afbreuk aan de oorsprong van hun geloof, en deze is daardoor beledigend. De term ‘Mohammedaan’ wekt de indruk dat de islam synoniem is met een ideologie of theorie, vergelijkbaar met het Marxisme-leninisme, Nasserisme, Gaullisme etc. of met een sektarische beweging als het Lutheranisme. De islam is – volgens de moslims – geen bedenksel van de Profeet Mohammed, maar een door God gegeven openbaring.

Helaas leeft bij velen, die moslims als Mohammedanen omschrijven, de uit hetzelfde gebrek aan kennis van zaken voortkomende misvatting dat Allah niet het Arabische woord (vertaling) voor God is, maar de naam van een andere god dan de “God” der joden en christenen. Dat is even onjuist als het in een adem gebruiken van de termen ‘Mohammedanen’ en ‘ongedoopte heidenen’. Ook dat komt helaas nog voor, maar als de doop bepalend is voor het al dan niet behoren tot het heidendom, dan geldt deze laatste benaming evenzeer (en even onterecht) voor joden als voor moslims. Voor moslims zijn joden en christenen ‘de mensen van het Boek’, dat wil zeggen dat ook hun geloof stoelt op Goddelijke openbaringen die later eveneens in een boekvorm kwamen. Moslims noemen joden en christenen geen ‘Mozesianen’ of ‘Mousawieten’ en geen ‘Jezusianen’, ‘jésuites’ of ‘Jezuïeten’

Zij beschouwen hen als deelhebbers aan een eerdere, maar in de ogen van de moslims en door de islam ‘verouderd’ geworden versie van het geloof aan de Ene God. Dat houdt in, dat moslims het ook volledig respecteren dat ‘de mensen van het Boek’ hun geloof op hun eigen wijze belijden. Voor islamieten is deze, door hun geloof voorgeschreven tolerantie ten opzichte van andere monotheïstische religies, eens te meer bewijs voor het feit, dat de islam onder deze godsdiensten de meest ‘volwassen’ en ‘bezegelende’ vorm van geloven is.

*****

(*1). AL-LAH (ALLAH) is Arabisch voor “de God” Het is zonder meer onjuist deze benaming bij vertaling uit het Arabisch onvertaald te laten. Dat wel te doen wekt ongewild of opzettelijk de indruk, dat moslims geloven in een andere God dan die der joden en christenen. Bedoeld wordt echter wel degelijk ‘de God van Abraham’.

(*2). Het Heilige Boek der moslims, de Koräan, is net als de Bijbel in hoofdstukken en verzen onderverdeeld, de Hoofdstukken heten “Soera’s” in het Arabisch en een Soera is op zijn beurt in Verzen “Aya’s in het Arabisch” verdeeld. Het totaal aantal Soera’s zijn 114 variërende tussen korte en lange Soera’s, de kortste Soera bestaat uit 3 verzen en de langste bestaat uit 286 verzen.

In Soera 33, vers 40 wordt de Profeet Mohammed ‘het Zegel der Profeten’ genoemd. Dat moet zo worden uitgelegd. Het zegelen van een document ‘bestempelt’ dat tot definitieve versie. Het laatste verzegelde document in een reeks van documenten vormt dus als het ware ‘het laatste woord’ met betrekking tot de behandelde onderwerpen. Vergelijkenderwijze kan daaruit worden opgemaakt, dat Mohammed als ‘Zegel der Profeten’ de afsluitende versie van Gods openbaringen heeft ontvangen. Dat houdt tegelijkertijd in, dat geloof in de aan Mohammed verkondigde openbaring samengaat met de aanvaarding van het feit, dat andere Profeten voor hem openbaringen hebben ontvangen, en dat hun Profetieën evenzeer behoren tot de grondvesten van het geloof in de Ene God.